Conjunctuurenquête Nederland, tweede kwartaal 2025
Over deze publicatie
Deze publicatie over de Conjunctuurenquête Nederland (COEN) beschrijft de belangrijkste uitkomsten van het tweede kwartaal 2025. De COEN is een gezamenlijk onderzoek van het CBS, KVK, EIB, MKB Nederland en VNO-NCW, met de steun van het Ministerie van Economische Zaken.
Samenvatting
Ondernemersvertrouwen (hoofdstuk 2)
- Het ondernemersvertrouwen is voor het tweede kwartaal op rij gedaald en komt aan het begin van het tweede kwartaal uit op -7,5. Ondernemers zijn voor het eerst sinds eind 2022 negatiever over de verwachting van het economisch klimaat in het lopende kwartaal dan over de ontwikkeling daarvan in het afgelopen kwartaal.
- Het vertrouwen is in de groothandel en handelsbemiddeling en de zakelijke dienstverlening het sterkst gedaald. In de informatie en communicatie is het cijfer juist omgeslagen van negatief naar licht positief en is het vertrouwen als enige bedrijfstak positief.
Personeelsindicator (hoofdstuk 3)
- De personeelsindicator is licht gedaald en komt aan het begin van het tweede kwartaal uit op 4,7. Ondernemers zijn minder positief over de verwachting van hun personeelssterkte in het lopende kwartaal. De indicator ligt nog wel boven het gemiddelde van de reeks vanaf 2012.
- De personeelsindicator is het sterkst gedaald in de horeca naar -4,7 en daarmee ook het laagst van alle bedrijfstakken. Ondernemers in de bouw zijn het meest positief over hun personeelssterkte.
Ontwikkelingen eerste kwartaal 2025 (hoofdstuk 4)
- Ondernemers hadden per saldo een toename van de orderontvangst in het afgelopen kwartaal. In de bouw waren ondernemers het meest positief, in de detailhandel het meest negatief. Desondanks vinden ondernemers, uitgezonderd de bouw, hun orderpositie per saldo (te) klein.
- Ondernemers zagen per saldo hun winstgevendheid verslechteren het afgelopen kwartaal maar waren daarover minder negatief dan een jaar geleden.
- De bezettingsgraad in de industrie is nagenoeg gelijk gebleven (77,5 procent) en ligt nog steeds relatief laag. Ook in de dienstverlening is de bezettingsgraad nagenoeg gelijk gebleven (89,0 procent) en ligt het net onder het gemiddelde van de reeks vanaf 2012.
Verwachtingen tweede kwartaal 2025 (hoofdstuk 5)
- Ondernemers hebben per saldo positieve verwachtingen voor het tweede kwartaal van 2025. Daarbij zijn ze ook positiever dan een jaar geleden. Het meest positief zijn ondernemers over de omzet en de orderontvangsten.
- Het minst positief zijn bedrijven over de investeringen voor het lopende jaar. In de meeste bedrijfstakken verwachten ondernemers dit jaar per saldo minder te investeren.
Belemmeringen (hoofdstuk 6)
- Het tekort aan arbeidskrachten is met 34 procent nog steeds de meest genoemde belemmering door ondernemers in hun bedrijfsvoering. Dit aandeel ligt wel lager dan een jaar geleden.
- Het aandeel ondernemers dat geen belemmeringen ervaart (36 procent) stijgt de laatste perioden. Voor het eerst sinds eind 2021 ligt dit hoger dan het aandeel ondernemers dat een tekort aan arbeidskrachten als belemmering ervaart.
Uitgelicht – Internationale handel (hoofdstuk 7)
- In de industrie en de handel is de onzekerheidsindicator voor het economisch klimaat toegenomen. In de dienstverlening is de toename minder groot en ligt de onzekerheid ook op een lager niveau dan in de industrie en de handel.
- Exporterende bedrijven zijn positief over hun buitenlandse omzet. In de meeste bedrijfstakken, waaronder de industrie, ook positiever dan een jaar eerder.
- Over de internationale concurrentiepositie oordelen exporterende bedrijven minder positief. In de landbouw, de industrie en de vervoer en opslag is de stemming daarover negatief.
1. Inleiding
Deze publicatie over de Conjunctuurenquête Nederland brengt voor het Nederlandse bedrijfsleven vier keer per jaar de belangrijkste ontwikkelingen en verwachtingen in kaart, uitgesplitst naar regio, bedrijfstak en bedrijfsgrootte. De resultaten vormen de basis voor het ondernemersvertrouwen. Deze samengestelde indicator geeft de stemming weer van het Nederlandse niet-financiële bedrijfsleven met meer dan vijf werkzame personen. Dit rapport bevat de belangrijkste uitkomsten van het tweede kwartaal 2025.
Samenwerking
De Conjunctuurenquête Nederland is een gezamenlijk onderzoek van het CBS, KVK, EIB, MKB Nederland en VNO-NCW, met de steun van het Ministerie van Economische Zaken. Doel van de samenwerking is completere informatie over het niet-financiële bedrijfsleven te vergaren tegen minimale administratieve lasten.
Saldo’s
Deze rapportage werkt met saldo’s. Een saldo ontstaat door het percentage ondernemers dat zijn ervaring of verwachting als negatief ziet, af te trekken van het percentage dat een positieve ervaring of verwachting meldt. Als bijvoorbeeld 10 procent van de ondernemers een dalende omzet had en 20 procent een stijgende omzet, ontstaat een saldo van +10 procent. Het saldo geeft in één oogopslag weer of de stemming onder ondernemers positief of negatief is en in welke mate.
Seizoenpatronen
Bij de interpretatie van de cijfers dient rekening te worden gehouden met seizoeninvloeden. Deze spelen bij sommige variabelen een rol, zoals bij omzetten in de landbouw en horeca. Om een uitkomst in een beter perspectief te kunnen plaatsen, verdient een vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder om die reden de voorkeur boven een vergelijking met een kwartaal eerder. Voor het samenstellen van de indicatoren van het ondernemersvertrouwen, worden de onderliggende variabelen wél gecorrigeerd voor seizoenpatronen. Hierdoor kan het vertrouwen elk kwartaal worden vergeleken met een eerder kwartaal.
Totale (ex. financieel of nutsbedrijven) bedrijfsleven
Het niet-financiële bedrijfsleven is een samenstelling van SBI-secties A Landbouw, bosbouw en visserij, B Delfstoffenwinning, C Industrie, F Bouwnijverheid, G Handel, H Vervoer en opslag, I Horeca, J Informatie en communicatie, L Verhuur van en handel in onroerend goed, M-N Zakelijke dienstverlening, R Cultuur, sport en recreatie, S Overige dienstverlening.
Waarneemperiode
De gegevens voor deze publicatie zijn verzameld in april 2025.
Leeswijzer
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 behandelt het ondernemersvertrouwen van het Nederlandse bedrijfsleven per bedrijfstak. Hoofdstuk 3 behandelt de personeelsindicator. Hoofdstuk 4 gaat in op de belangrijkste ontwikkelingen die ondernemers hebben ervaren in het afgelopen eerste kwartaal 2025. Hoofdstuk 5 richt zich op de verwachtingen van ondernemers voor het lopende tweede kwartaal 2025. Hoofdstuk 6 richt zich op de belangrijkste belemmeringen die ondernemers ervaren in de bedrijfsvoering. Hoofdstuk 7 licht tenslotte resultaten op het gebied van internationale handel uit.
2. Ondernemersvertrouwen
Het ondernemersvertrouwen is een stemmingsindicator van het Nederlandse bedrijfsleven. Bij het beoordelen van de uitkomsten kan men ervan uitgaan dat hoe optimistischer of pessimistischer de ondernemers gestemd zijn, des te meer de waarde van het ondernemersvertrouwen positief of negatief zal afwijken van de nullijn. De indicator is opgebouwd uit het ongewogen seizoengecorrigeerde gemiddelde van de saldo’s uit twee vragen. Deze twee vragen betreffen de ontwikkeling en verwachting van het economisch klimaat. Het ondernemersvertrouwen van het totale Nederlandse bedrijfsleven is een gewogen gemiddelde van de vertrouwensindicatoren van de onderliggende bedrijfstakken.
2.1 Ondernemersvertrouwen totale niet-financiële bedrijfsleven
Het ondernemersvertrouwen is voor het veertiende kwartaal op rij negatief en komt in het tweede kwartaal van 2025 uit op -7,5. Daarmee is het cijfer voor het tweede kwartaal op rij gedaald. Het ondernemersvertrouwen ligt in het tweede kwartaal van 2025 onder het gemiddelde (-3,7) van de reeks vanaf 2012.
Ondernemers waren sinds eind 2022 steeds minder negatief over de verwachting van het economisch klimaat in het lopende kwartaal dan over de ontwikkeling daarvan in de afgelopen drie maanden. In het tweede kwartaal van 2025 is dit patroon echter doorbroken. Ondernemers zijn negatiever over de verwachtingen dan over de ontwikkeling. Het saldo over de verwachting van het economisch klimaat daalde van -2,4 in het eerste kwartaal naar -8,1 in het tweede kwartaal van 2025. Tegelijkertijd verbeterde het saldo van de ontwikkeling van het economisch klimaat, van -8,4 naar -6,9.
Jaar | Maand | Ondernemersvertrouwen (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Ontwikkeling economisch klimaat afgelopen kwartaal (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Verwachting economisch klimaat lopende kwartaal (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
---|---|---|---|---|
2021 | jan | -11,1 | -14,7 | -7,6 |
2021 | apr | 0,2 | -5,6 | 6,0 |
2021 | jul | 13,3 | 13,1 | 13,5 |
2021 | okt | 14 | 15,1 | 12,9 |
2022 | jan | -0,5 | -2,0 | 0,9 |
2022 | apr | -7,3 | -6,6 | -8,1 |
2022 | jul | -10,5 | -11,2 | -9,8 |
2022 | okt | -20,8 | -19,4 | -22,1 |
2023 | jan | -12,2 | -13,3 | -11,1 |
2023 | apr | -6,5 | -7,9 | -5,0 |
2023 | jul | -7 | -8,0 | -6,0 |
2023 | okt | -9,2 | -11,1 | -7,3 |
2024 | jan | -7,1 | -10,0 | -4,2 |
2024 | apr | -5,8 | -9,2 | -2,4 |
2024 | jul | -3,4 | -5,6 | -1,2 |
2024 | okt | -3,2 | -6,3 | -0,2 |
2025 | jan | -5,4 | -8,4 | -2,4 |
2025 | apr | -7,5 | -6,9 | -8,1 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
2.2 Ondernemersvertrouwen per bedrijfstak
Het totaalcijfer voor het ondernemersvertrouwen is licht gedaald en nog steeds negatief. Dat geldt ook voor de meeste bedrijfstakken, alleen in de informatie en communicatie is het ondernemersvertrouwen positief. Bij zes bedrijfstakken is het ondernemersvertrouwen gestegen, bij vijf bedrijfstakken is er sprake van een daling. In de verhuur en handel van onroerend goed is het vertrouwen nagenoeg gelijk gebleven.
april 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) | januari 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | -7,5 | -5,4 |
Informatie en communicatie | 1,2 | -1,6 |
Verhuur en handel van onroerend goed | -1,1 | -1,0 |
Cultuur, sport en recreatie | -2,8 | -5,5 |
Zakelijke dienstverlening | -4,1 | 3,2 |
Detailhandel (niet in auto's) | -4,4 | -7,8 |
Bouwnijverheid | -8,4 | -5,0 |
Industrie | -8,6 | -6,2 |
Autohandel en -reparatie | -8,8 | -12,5 |
Landbouw, bosbouw en visserij | -11,3 | -18,6 |
Vervoer en opslag | -12,0 | -8,3 |
Groothandel en handelsbemiddeling | -12,2 | -3,2 |
Horeca | -12,3 | -17,9 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
Omslag van vertrouwen in de informatie en communicatie
In de informatie en communicatie is het ondernemersvertrouwen in het tweede kwartaal van 2025 omgeslagen van negatief (-1,6) naar positief (1,2). Deze verbetering komt voornamelijk doordat ondernemers met een saldo van 5,9 relatief optimistisch zijn over hun verwachtingen voor het economisch klimaat. Over de gerealiseerde ontwikkelingen in het voorgaande kwartaal zijn ondernemers met een saldo van -3,6 negatief gestemd.
In de landbouw, bosbouw en visserij is het ondernemersvertrouwen het sterkst verbeterd (+7,3). Het saldo ging van -18,6 in januari 2025 naar -11,3 in april 2025. Deze verbetering komt vooral doordat ondernemers minder negatief zijn over de ontwikkelingen in het economisch klimaat. Desondanks is het vertrouwen daar het meest negatief, samen met dat in de vervoer en opslag en de groothandel en handelsbemiddeling.
Sterkste daling in de groothandel en handelsbemiddeling
In de groothandel en handelsbemiddeling daalde het ondernemersvertrouwen het sterkst (-9). Het saldo ging van -3,2 in het eerste kwartaal van 2025 naar -12,2 in het tweede kwartaal. Ondernemers zijn hier negatiever over de gerealiseerde ontwikkelingen (-13,7) dan over hun verwachtingen voor het economisch klimaat (-10,6). Ook in de zakelijke dienstverlening was een sterke daling en sloeg het cijfer om van positief (3,2) naar negatief (-4,1). Vorig kwartaal was deze sector de enige met een positief ondernemersvertrouwen.
2.3 Ondernemersvertrouwen naar regio
Net als het landelijke cijfer is het ondernemersvertrouwen in alle provincies negatief in het tweede kwartaal van 2025. In acht van de twaalf provincies is het cijfer gedaald ten opzichte van het vorige kwartaal. In Fryslân is het ondernemersvertrouwen van -5,1 naar -11,2 het meest gedaald. Daarmee is Fryslân dit kwartaal de meest negatief gestemde provincie. Ook in Utrecht, vorig kwartaal nog de provincie met het minst negatieve ondernemersvertrouwen, is het vertrouwen relatief sterk gedaald van -1,0 naar -5,4. In Zeeland is het cijfer van -8,4 naar -2,0 het meest gestegen, en is daarmee de provincie met de minst negatieve stemming.
Provincie | Statcode |
---|---|
Groningen (PV) | -5,6 |
Fryslân (PV) | -11,2 |
Drenthe (PV) | -8,3 |
Overijssel (PV) | -8,8 |
Flevoland (PV) | -5,6 |
Gelderland (PV) | -6,2 |
Utrecht (PV) | -5,4 |
Noord-Holland (PV) | -9,6 |
Zuid-Holland (PV) | -7,2 |
Zeeland (PV) | -2,0 |
Noord-Brabant (PV) | -7,9 |
Limburg (PV) | -6,2 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
3. Personeelsindicator
De personeelsindicator is een stemmingsindicator van het Nederlandse bedrijfsleven over de personeelssterkte binnen het bedrijf. Een positieve uitkomst van de stemmingsindicator duidt op verwachte uitbreiding van het personeelsbestand, een negatieve uitkomst op krimp van het personeelsbestand. De indicator is opgebouwd uit het ongewogen seizoengecorrigeerde gemiddelde van de saldo’s uit twee vragen. Deze twee vragen betreffen de ontwikkeling in de afgelopen drie maanden en de verwachting voor de komende drie maanden van de personeelssterkte.
3.1 Personeelsindicator totale niet-financiële bedrijfsleven
De personeelsindicator is licht gedaald en komt aan het begin van het tweede kwartaal 2025 uit op 4,7. Daarmee ligt de indicator nog wel boven het gemiddelde (3,0) van de reeks vanaf 2012. De personeelsindicator bereikte eind 2021 een piek van 17,4 en kwam daarna in een dalende trend. Ten opzichte van vorig kwartaal zijn ondernemers minder positief geworden over de verwachting van hun personeelssterkte in het lopende kwartaal en juist iets positiever over de ontwikkeling daarvan in het afgelopen kwartaal. Sinds halverwege 2020 zijn ondernemers steeds positiever over de verwachting van de personeelssterkte dan over de daadwerkelijke ontwikkeling daarvan. Voor 2020 lagen beide reeksen altijd nagenoeg op hetzelfde niveau.
Jaar | Maand | Personeelsindicator (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Ontwikkeling personeelssterkte (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Verwachting personeelssterkte (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
---|---|---|---|---|
2021 | jan | -2,2 | -5 | 0,5 |
2021 | apr | 4,5 | 0,8 | 8,2 |
2021 | jul | 13,7 | 8,9 | 18,5 |
2021 | okt | 17,4 | 11,3 | 23,4 |
2022 | jan | 13,9 | 10,7 | 17,1 |
2022 | apr | 14,9 | 10,9 | 19 |
2022 | jul | 11,9 | 7,8 | 16 |
2022 | okt | 10 | 7,4 | 12,7 |
2023 | jan | 11 | 7,7 | 14,3 |
2023 | apr | 9,3 | 6 | 12,7 |
2023 | jul | 6,5 | 4,5 | 8,4 |
2023 | okt | 5,4 | 2,5 | 8,3 |
2024 | jan | 6,1 | 3,9 | 8,2 |
2024 | apr | 4,9 | 2,9 | 6,9 |
2024 | jul | 3,3 | -0,1 | 6,6 |
2024 | okt | 5 | 2,2 | 7,8 |
2025 | jan | 5,3 | 0,6 | 10,1 |
2025 | apr | 4,7 | 2,8 | 6,5 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
3.2 Personeelsindicator per bedrijfstak
Bij de meeste bedrijfstakken is de personeelsindicator positief. Ten opzichte van het vorige kwartaal is de indicator bij zeven bedrijfstakken gedaald en bij vier gestegen. In de industrie is de personeelsindicator nagenoeg gelijk gebleven.
april 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) | januari 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 4,7 | 5,3 |
Bouwnijverheid | 18,8 | 25,7 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 9,5 | 11,1 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 9,5 | 7,0 |
Zakelijke dienstverlening | 8,9 | 10,1 |
Vervoer en opslag | 5,5 | 3,1 |
Informatie en communicatie | 5,2 | 3,5 |
Autohandel en -reparatie | 0,6 | 4,8 |
Industrie | 0,0 | -0,1 |
Cultuur, sport en recreatie | -0,1 | 5,7 |
Detailhandel (niet in auto's) | -1,0 | -5,6 |
Landbouw, bosbouw en visserij | -4,1 | 0,4 |
Horeca | -4,7 | 3,3 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
Personeelsindicator sterkst gedaald in de horeca
De personeelsindicator is met -4,7 het laagst in de horeca. Het cijfer is hier ook het meest gedaald ten opzichte van een kwartaal eerder toen de indicator daar nog op 3,3 uitkwam. Ook in de cultuur, sport en recreatie en de landbouw, bosbouw en visserij is de personeelsindicator relatief sterk gedaald. In de laatstgenoemde bedrijfstak is het cijfer daarmee negatief geworden, in de cultuur, sport en recreatie is het nagenoeg neutraal. In de industrie is het cijfer gelijk gebleven en oordelen ondernemers ook neutraal over hun personeelssterkte.
Ondernemers in de bouw meest positief over personeelssterkte
Ondernemers in de bouwnijverheid zijn het meest positief over hun personeelssterkte van alle bedrijfstakken. De personeelsindicator komt aan het begin van dit kwartaal uit op 18,8. Dat is wel een daling ten opzichte van een kwartaal eerder toen het cijfer op 25,7 uitkwam. In de verhuur en handel van onroerend goed, de groothandel en handelsbemiddeling en de zakelijke dienstverlening is de personeelsindicator ook relatief hoog.
4. Ontwikkelingen eerste kwartaal 2025
Ondernemers worden in de COEN gevraagd naar ontwikkelingen over verschillende onderwerpen in het afgelopen kwartaal. Ondernemers geven dan per onderwerp aan of het is verslechterd, gelijk is gebleven of verbeterd. Als de vraag in iedere bedrijfstak wordt gesteld kan een cijfer voor het totale niet-financiële bedrijfsleven worden gemaakt.
4.1 Ontwikkelingen totale niet-financiële bedrijfsleven
In het afgelopen kwartaal waren er meer ondernemers met een toename van hun orderontvangst dan met een afname; daarmee is het saldo daarover positief. Desondanks was het oordeel over de orderpositie per saldo nog licht negatief. Dat betekent dat ondernemers hun orderpositie als (te) klein beschouwen. Bij de omzet en de concurrentiepositie op de Nederlandse markt waren er nagenoeg evenveel ondernemers die een verbetering zagen als een verslechtering. Over de concurrentiepositie waren ze daarmee negatiever dan een jaar eerder. Daarnaast zagen ondernemers de winstgevendheid per saldo verslechteren maar waren ze daarover minder negatief dan een jaar geleden.
april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
---|---|---|
Orderontvangst* | 1,7 | |
Omzet | 0,0 | -1,0 |
Concurrentiepositie Nederlandse markt | -0,1 | 2,6 |
Orderpositie* | -2,3 | |
Winstgevendheid | -5,8 | -8,4 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
* Deze vragen waren in april 2024 nog niet beschikbaar |
4.2 Ontwikkelingen per bedrijfstak
De ontwikkelingen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de ontwikkelingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.
Toename van de orderontvangst in de bouwnijverheid
In het afgelopen kwartaal zag per saldo 2 procent van de ondernemers de orderontvangst toenemen. Ondernemers in de bouwnijverheid hadden met een saldo van 18 procent het vaakst een toename van de orderontvangst, vaker dan een jaar geleden. In de industrie is het saldo van negatief naar positief gestegen ten opzichte van een jaar eerder. In vier bedrijfstakken ervaarden ondernemers per saldo een afname van de orderontvangst in het afgelopen kwartaal. In de detailhandel en de vervoer en opslag was het saldo daarover het meest negatief. Vergeleken met een jaar eerder is het saldo in de horeca het meest gedaald, van 1 procent naar -3 procent.
april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)* | 1,7 | |
Bouwnijverheid | 18,2 | 12,3 |
Landbouw, bosbouw en visserij* | 8,4 | |
Zakelijke dienstverlening | 7,1 | 2,9 |
Informatie en communicatie | 6,9 | 4,7 |
Cultuur, sport en recreatie | 6,8 | 0,7 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 4,8 | 6,1 |
Industrie | 4,6 | -3,1 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 1,3 | 1,8 |
Horeca | -3,0 | 0,5 |
Autohandel en -reparatie* | -6,6 | |
Vervoer en opslag | -12,1 | -12,3 |
Detailhandel (niet in auto's)* | -16,5 | |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
* Voor deze bedrijfstakken was de vraag in april 2024 nog niet beschikbaar |
Dat ondernemers per saldo een toename zagen van de orderontvangst in de afgelopen drie maanden is nog niet terug te zien in het oordeel over de orderpositie. Er waren meer ondernemers die de orderpositie als (te) klein beschouwen dan (te) groot; daarmee is de stemming hierover per saldo licht negatief (-2 procent). In nagenoeg alle bedrijfstakken was het saldo negatief over de orderpositie. Uitzondering is de bouwnijverheid waar per saldo 17 procent van de ondernemers de orderpositie als groot beschouwde.
Bezettingsgraad nagenoeg hetzelfde
De bezettingsgraad in de industrie en de dienstverlening is nagenoeg hetzelfde als in het vorige kwartaal. De bezettingsgraad in de industrie ligt met 77,5 procent nog wel steeds ruim onder het gemiddelde (81 procent) van de reeks vanaf 2012. Binnen de industrie ligt de bezettingsgraad het laagst in de textiel-, kleding-, lederindustrie (71,9 procent) en het hoogst in de elektrotechnische en machine-industrie (80,0 procent). Bij de hout- en bouwmaterialenindustrie is de bezettingsgraad het sterkst gestegen ten opzichte van vorig kwartaal, van 73,9 procent naar 79,4 procent.
De bezettingsgraad in de dienstverlening ligt met 89,0 procent net onder het gemiddelde (89,4 procent) van de reeks vanaf 2012. Binnen de dienstverlening is de bezettingsgraad het hoogst in de verhuur en handel van onroerend goed (91,4 procent) en het laagst bij de informatie en communicatie (85,4 procent). In de horeca is de bezettingsgraad, in tegenstelling tot de meeste andere dienstverlenende sectoren, gestegen ten opzichte van een kwartaal eerder.
Jaar | Maand | Industrie (%) | Dienstverlening (%) |
---|---|---|---|
2021 | jan | 80,0 | 86,5 |
2021 | apr | 81,7 | 86,2 |
2021 | jul | 84,1 | 87,2 |
2021 | okt | 83,8 | 88,7 |
2022 | jan | 83,6 | 87,3 |
2022 | apr | 84,2 | 88,6 |
2022 | jul | 84,2 | 89,9 |
2022 | okt | 82,7 | 89,7 |
2023 | jan | 82,6 | 89,3 |
2023 | apr | 82,5 | 89,1 |
2023 | jul | 81,6 | 89,2 |
2023 | okt | 81,0 | 89,1 |
2024 | jan | 78,4 | 88,6 |
2024 | apr | 79,6 | 88,8 |
2024 | jul | 78 | 89,2 |
2024 | okt | 77,1 | 89,1 |
2025 | jan | 77,2 | 89,2 |
2025 | apr | 77,5 | 89,0 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
De bezettingsgraad voor de industrie wordt op een andere manier bepaald dan voor de dienstverlening. Bij de industrie gaat het om de bezettingsgraad van de beschikbare productiecapaciteit. Bij de dienstverlening wordt de bezettingsgraad afgeleid uit de vraagtoename die bedrijven met hun huidige middelen aankunnen. Over het algemeen ligt de bezettingsgraad van de dienstverlening hoger dan die van de industrie. Dit heeft mogelijk te maken met het methodeverschil in de vraagstelling.
5. Verwachtingen tweede kwartaal 2025
Ondernemers worden in de COEN gevraagd naar verwachtingen over verschillende onderwerpen voor het lopende kwartaal. Ondernemers geven dan per onderwerp aan of het zal verslechteren, gelijk zal blijven of zal verbeteren. Als de vraag in iedere bedrijfstak wordt gesteld kan een cijfer voor het totale niet-financiële bedrijfsleven worden gemaakt.
5.1 Verwachtingen totale niet-financiële bedrijfsleven
Bij alle zes de onderwerpen zijn er meer ondernemers die een verbetering verwachten dan een verslechtering; per saldo is de stemming hier dus positief. Bij alle onderwerpen zijn ondernemers ook positiever dan een jaar geleden. Met een saldo van ruim 22 procent zijn ondernemers het meest positief over de omzet. Over de verwachte investeringen voor dit jaar is het saldo met bijna 2 procent het minst positief.
april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
---|---|---|
Omzet | 22,6 | 19,1 |
Orderontvangst* | 16,0 | |
Verkoopprijzen | 14,7 | 11,1 |
Inkooporders | 12,8 | 10,0 |
Winstgevendheid* | 10,7 | |
Investeringen | 1,8 | 0,8 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
* Deze vragen waren in april 2024 nog niet beschikbaar |
5.2 Verwachtingen per bedrijfstak
De verwachtingen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de verwachtingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.
Meeste bedrijfstakken positief over verwachte winstgevendheid
In het tweede kwartaal van 2025 verwacht per saldo bijna 11 procent van de ondernemers een verbetering van de winstgevendheid. In de meeste bedrijfstakken zijn ondernemers positief hierover, het meest in de vervoer en opslag en de zakelijke dienstverlening. Ten opzichte van een jaar geleden is het saldo in zes bedrijfstakken gedaald, in vijf bedrijfstakken is het gestegen.
In de autohandel en -reparatie was de grootste afname van het saldo ten opzichte van een jaar eerder. Het saldo ging van 2 procent een jaar geleden naar ruim -10 procent in 2025. Daarmee is deze bedrijfstak als enige negatief gestemd en verwachten ondernemers per saldo een verslechtering van de winstgevendheid. Ook in de informatie en communicatie was er sprake van een relatief sterke daling maar is het saldo wel positief.
april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)* | 10,7 | |
Vervoer en opslag | 19,1 | 19,9 |
Zakelijke dienstverlening | 17,6 | 15,4 |
Horeca | 15,5 | 13,9 |
Informatie en communicatie | 12,2 | 17,9 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 11,2 | 11,5 |
Bouwnijverheid* | 10,1 | |
Industrie | 7,1 | 6,0 |
Detailhandel (niet in auto's) | 6,4 | 4,9 |
Cultuur, sport en recreatie | 4,2 | 7,3 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 0,3 | -1,7 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 0,2 | 4,8 |
Autohandel en -reparatie | -10,6 | 1,6 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
* Voor deze bedrijfstakken was de vraag in april 2024 nog niet beschikbaar |
Klein deel van de bedrijfstakken positief over investeringen
Bijna 2 procent van de ondernemers verwacht per saldo dit jaar een toename van de investeringen. Daarmee zijn de investeringsverwachtingen nagenoeg gelijk aan een jaar geleden toen het saldo 1 procent was. Desondanks zijn de meeste bedrijfstakken negatief over hun investeringsverwachtingen voor dit jaar.
Alleen ondernemers in de vervoer en opslag, de verhuur en handel van onroerend goed, de cultuur, sport en recreatie en de zakelijke dienstverlening zijn positief gestemd. Met name de eerste drie bedrijfstakken hebben een hoog saldo op dit onderwerp waardoor het totale cijfer positief is. In de vervoer en opslag is het saldo met ruim 19 procent het hoogst en ook het sterkst gestegen ten opzichte van een jaar geleden. In de bouwnijverheid is het saldo het sterkst gedaald, van 6 procent naar -2 procent, en verwachten ondernemers per saldo een afname van de investeringen. Ook in de verhuur en handel van onroerend goed zijn de verwachtingen hierover relatief sterk gedaald maar zijn die nog wel positief.
april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 1,8 | 0,8 |
Vervoer en opslag | 19,6 | -0,1 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 15,6 | 23,5 |
Cultuur, sport en recreatie | 11,8 | 11,2 |
Zakelijke dienstverlening | 2,2 | 5,8 |
Industrie | 0,2 | 0,7 |
Groothandel en handelsbemiddeling | -0,2 | 0,8 |
Horeca | -1,3 | -3,0 |
Landbouw, bosbouw en visserij | -1,3 | -8,8 |
Informatie en communicatie | -1,7 | -1,8 |
Bouwnijverheid | -1,9 | 6,1 |
Detailhandel (niet in auto's) | -2,0 | -8,2 |
Autohandel en -reparatie | -5,7 | -3,6 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
6. Belemmeringen
Ieder kwartaal worden ondernemers gevraagd naar de belangrijkste belemmering die ze op dat moment ondervinden in de bedrijfsvoering. Van de zeven antwoordcategorieën kunnen ze er maximaal twee selecteren. De uitkomsten worden daarvoor niet genormaliseerd en geven dus het percentage ondernemers aan die de belemmering hebben gekozen.
6.1 Belemmeringen totale niet-financiële bedrijfsleven
Sinds het derde kwartaal van 2021 is het tekort aan arbeidskrachten onafgebroken de meest genoemde belemmering door ondernemers. Na de coronacrisis liep dat op tot een piek van iets meer dan 49 procent halverwege 2022. Daarna nam het langzaam af en komt het in het tweede kwartaal van 2025 uit op bijna 34 procent. Tegelijkertijd is het aandeel bedrijven dat aangeeft geen belemmeringen te ervaren, sinds het derde kwartaal van 2022, aan het stijgen. In het tweede kwartaal van 2025 is het aandeel bedrijven dat geen belemmeringen ervaart groter dan het aandeel bedrijven dat tekort aan arbeidskrachten als belemmering ervaart. Dit is voor het eerst sinds het vierde kwartaal van 2021.
De belemmering onvoldoende vraag is toegenomen tot bijna 19 procent ten opzichte van ruim 10 procent halverwege 2022. Dit blijft echter ver onder de laatste piek van bijna 30 procent in het derde kwartaal van 2020. In mindere mate is ook de belemmering financiële beperkingen toegenomen de laatste periodes. In het tweede kwartaal van 2022 was financiële beperkingen voor ruim 4 procent van de ondernemers de belangrijkste belemmering. Inmiddels is dit geleidelijk toegenomen tot bijna 10 procent. Ten opzichte van vorig kwartaal is dit aandeel nagenoeg gelijk gebleven. Het tekort aan productiemiddelen is sinds het tweede kwartaal van 2022 geleidelijk afgenomen. Waar toen bijna 24 procent van de ondernemers dit als belemmering aangaf, is het aandeel in het tweede kwartaal van 2025 gedaald tot ongeveer 8 procent.
Jaar | Maand | Geen belemmeringen (% bedrijven) | Onvoldoende vraag (% bedrijven) | Tekort aan arbeidskrachten (% bedrijven) | Tekort aan productiemiddelen (% bedrijven) | Financiële beperkingen (% bedrijven) |
---|---|---|---|---|---|---|
2021 | jan | 37,7 | 23,0 | 12,2 | 4,9 | 5,7 |
2021 | apr | 38,9 | 19,9 | 15,3 | 9,2 | 5,8 |
2021 | jul | 37,3 | 15,0 | 28,5 | 15,3 | 4,6 |
2021 | okt | 34,1 | 12,3 | 37,8 | 17,0 | 5,1 |
2022 | jan | 32,3 | 11,9 | 35,0 | 17,1 | 4,5 |
2022 | apr | 27,6 | 10,6 | 43,7 | 23,9 | 4,5 |
2022 | jul | 26,3 | 11,3 | 49,3 | 22,4 | 5,2 |
2022 | okt | 23,7 | 14,1 | 48,2 | 20,4 | 6,9 |
2023 | jan | 27,1 | 15,0 | 44,4 | 16,1 | 8,4 |
2023 | apr | 30,0 | 16,2 | 42,9 | 13,7 | 7,3 |
2023 | jul | 31,2 | 16,8 | 42,3 | 12,3 | 7,1 |
2023 | okt | 30,3 | 19,6 | 41,7 | 9,5 | 8,8 |
2024 | jan | 32,1 | 20,8 | 37,5 | 7,6 | 8,5 |
2024 | apr | 31,8 | 21,2 | 38,4 | 8,0 | 8,2 |
2024 | jul | 33,1 | 19,8 | 36,9 | 8,3 | 8,8 |
2024 | okt | 31,9 | 20,4 | 39,9 | 7,5 | 8,7 |
2025 | jan | 35,3 | 19,0 | 35,8 | 7,1 | 10,3 |
2025 | apr | 36,0 | 18,8 | 33,9 | 8,2 | 9,9 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
6.2 Belemmeringen per bedrijfstak
De belemmeringen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de verwachtingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.
Tekort aan arbeidskrachten blijft de belangrijkste belemmering
Met bijna 34 procent blijft het tekort aan arbeidskrachten de belangrijkste belemmering voor bedrijven. Ten opzichte van een jaar geleden is het gedaald, destijds was het ruim 38 procent. Bij de meeste bedrijfstakken ligt het percentage lager dan een jaar geleden.
In de detailhandel, de informatie en communicatie, en de cultuur, sport en recreatie is het tekort aan arbeidskrachten als belangrijkste belemmering het sterkst gedaald. In de detailhandel is dit percentage ruim gehalveerd, in de cultuur en sport is het bijna gehalveerd. In de vervoer- en opslag is het percentage van het tekort aan arbeidskrachten gestegen, van ruim 47 procent in het tweede kwartaal van 2024 naar bijna 50 procent in het tweede kwartaal van 2025. Daarmee wordt het tekort aan arbeidskrachten in deze bedrijfstak het vaakst genoemd als belemmering. In de bouwnijverheid wordt het tekort aan arbeidskrachten, ondanks een stijging, het minst vaak genoemd.
april 2025 (% bedrijven) | april 2024 (% bedrijven) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 33,9 | 38,4 |
Vervoer en opslag | 49,8 | 47,2 |
Zakelijke dienstverlening | 48,6 | 52,9 |
Autohandel en -reparatie | 42,5 | 49,6 |
Horeca | 37,4 | 42,5 |
Industrie | 31,8 | 29,5 |
Informatie en communicatie | 31,1 | 42,3 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 28,8 | 29,6 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 28,4 | 26,1 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 25,1 | 29,4 |
Cultuur, sport en recreatie | 23,3 | 36,4 |
Detailhandel (niet in auto's) | 21,1 | 48,2 |
Bouwnijverheid | 18,0 | 12,0 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
Het aandeel bedrijven dat financiële beperkingen als belangrijkste belemmering ervaart ligt met bijna 10 procent iets hoger dan een jaar geleden. Binnen de bedrijfstakken zijn grotere verschillen zichtbaar. Zo is het percentage bij de informatie en communicatie vergeleken met een jaar geleden van ruim 6 procent naar bijna 12 procent gestegen. Ook bij de vervoer en opslag, de groothandel en de industrie is het relatief sterk gestegen. De detailhandel en horeca zijn dit de enige bedrijfstakken waar ondernemers financiële beperkingen minder vaak als belangrijkste belemmering noemen dan vorig jaar. Met ruim 30 procent wordt deze belemmering verreweg het vaakst genoemd in de vastgoedsector. In de bouwnijverheid zijn er geen ondernemers die dit als belangrijkste belemmering ervaren.
april 2025 (% bedrijven) | april 2024 (% bedrijven) | |
---|---|---|
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 9,9 | 8,2 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 31,4 | 26,9 |
Cultuur, sport en recreatie | 22,9 | 19,0 |
Vervoer en opslag | 15,3 | 8,9 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 13,1 | 12,1 |
Horeca | 12,7 | 14,9 |
Informatie en communicatie | 11,7 | 6,3 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 10,8 | 6,0 |
Zakelijke dienstverlening | 8,4 | 6,6 |
Industrie | 8,2 | 8,4 |
Autohandel en -reparatie | 7,8 | 8,1 |
Detailhandel (niet in auto's) | 7,7 | 10,6 |
Bouwnijverheid | 0,0 | 0,0 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
7. Uitgelicht – Internationale handel
Ondernemers worden in de COEN ieder kwartaal ook gevraagd naar ontwikkelingen en verwachtingen op het gebied van internationale handel. In tegenstelling tot de andere vragen worden deze vragen niet aan alle bedrijfstakken gesteld en zijn er dus geen cijfers voor het totale niet-financiële bedrijfsleven. In dit hoofdstuk gaan we in op de onzekerheidsindicator voor het economisch klimaat, het oordeel over de export en de internationale concurrentiepositie.
Onzekerheid in de industrie neemt wederom toe
Ondernemers geven sinds 2022 bij de beoordeling van het economisch klimaat ook aan in hoeverre dat (redelijk) makkelijk of (redelijk) moeilijk te voorspellen is. Op basis van de gewogen antwoorden wordt de onzekerheidsindicator gemaakt waarbij een positief saldo een hoge mate van onzekerheid betekent en een negatief saldo een lage mate van onzekerheid.
Aan het begin van het tweede kwartaal 2025 is de onzekerheidsindicator voor het tweede kwartaal op rij toegenomen in de industrie. Met een saldo van ruim 27 procent ligt de onzekerheidsindicator daar het hoogst en boven het gemiddelde (25 procent) sinds 2022. Ook in de handel is de onzekerheid toegenomen maar ligt het met een saldo van 17 procent wel lager dan in de industrie. In de dienstverlening is de indicator een fractie toegenomen en ligt het met een saldo van 6 procent relatief laag.
Jaar | Maand | Industrie (Gewogen saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Handel (Gewogen saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Dienstverlening (Gewogen saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
---|---|---|---|---|
2022 | jan | 20,6 | 10,9 | 15,6 |
2022 | apr | 26,9 | 13,1 | 10,7 |
2022 | jul | 26,3 | 15,1 | 9,8 |
2022 | okt | 31,2 | 24,5 | 17,4 |
2023 | jan | 29,8 | 21 | 12,9 |
2023 | apr | 24,9 | 18,9 | 9,5 |
2023 | jul | 26,2 | 14,4 | 7,2 |
2023 | okt | 26,8 | 14,8 | 7,8 |
2024 | jan | 24,4 | 13,1 | 6,8 |
2024 | apr | 19,5 | 11,9 | 4,2 |
2024 | jul | 20,1 | 11,5 | 3,2 |
2024 | okt | 19,8 | 13,2 | 3,4 |
2025 | jan | 24,8 | 12,5 | 5,2 |
2025 | apr | 27,4 | 17,2 | 6,1 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
Meeste bedrijfstakken positief over de export
Ondanks de toegenomen onzekerheid over het economisch klimaat oordelen exporterende bedrijven per saldo positief over hun buitenlandse omzet. Het oordeel buitenlandse omzet is het gemiddelde van de ontwikkeling in het afgelopen kwartaal en de verwachting in het lopende kwartaal van exporterende bedrijven hierover. Van de getoonde bedrijfstakken heeft de industrie verreweg het belangrijkste aandeel in de Nederlandse export
In de groothandel en handelsbemiddeling zijn bedrijven met een saldo van 18 procent het meest positief over hun buitenlandse omzet. Het saldo is hier ook het sterkst gestegen ten opzichte van een jaar geleden. Ook in de industrie is het saldo relatief sterk gestegen, van 1 procent naar 5 procent. Alleen in de vervoer en opslag zijn exporterende bedrijven negatief over hun buitenlandse omzet. Het saldo is daar ook gedaald ten opzichte van een jaar geleden.
Bedrijfstak | april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 17,8 | 2,9 |
Informatie en communicatie | 11,9 | 7,6 |
Zakelijke dienstverlening | 8,7 | 7,8 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 5,6 | 7,3 |
Industrie | 5,1 | 0,9 |
Vervoer en opslag | -3,5 | 0,7 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
*Exporterende bedrijven |
Minder optimisme over internationale concurrentiepositie
In de meeste bedrijfstakken oordelen exporterende bedrijven per saldo negatief over hun internationale concurrentiepositie. Het oordeel over de internationale concurrentiepositie is het gemiddelde van het oordeel hierover binnen en buiten de EU. Alleen bedrijven in de groothandel en handelsbemiddeling en de informatie en communicatie oordelen per saldo positief over hun concurrentiepositie. In de industrie is het saldo daarover gedaald, met name omdat bedrijven negatiever zijn geworden over hun positie buiten de EU. Ook in de zakelijke dienstverlening is het saldo gedaald van positief naar nagenoeg neutraal. Exporterende bedrijven in de vervoer en opslag zijn het meest negatief over hun concurrentiepositie.
Bedrijfstak | april 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | april 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 4,9 | 3,3 |
Informatie en communicatie | 1,0 | -2,2 |
Zakelijke dienstverlening | -0,2 | 2,7 |
Landbouw, bosbouw en visserij | -4,4 | -7,3 |
Industrie | -4,7 | -2,1 |
Vervoer en opslag | -11,0 | -11,1 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
*Exporterende bedrijven |